Auto - Car Vocabulary
Auto Parts
- de auto — the car
- het wiel — the wheel
- de band — the tire
- het portier — the door (car)
- de deur — the door
- het dak — the roof
- de motor — the engine
- de motorkap — the bonnet (of a car)
- de bumper — the bumper
- de kofferbak — the trunk
- de bagageruimte — the luggage compartment
- de nummerplaat — the license plate
- de voorruit — the windshield
- de ruitenwisser — the windshield wiper
- de ruitensproeier — the windshield washer
- de achterruit — the rear window
- de koplamp — the headlamp
- het mistlicht — the fog light
- het achterlicht — the rear light
- het remlicht — the brake light
- het stoplicht — the stoplight
- de richtingaanwijzer — the turn signal
- de reflector — the reflector
- de achteruitkijkspiegel — the rearview mirror
- de zijspiegel — the side mirror
- de portierkruk — the door handle
- de hendel — the handle
- het deurslot — the door lock
- het schuifdak — the sunroof
- het bagagerek — the luggage rack
- de benzinedop — the fuel cap
- de uitlaatpijp — the exhaust pipe
- de trekhaak — the tow hook
- de velg — the rim
- de wieldop — the wheel cap
- de antenne — the antenna
- het reservewiel — the spare wheel
- de moersleutel — the wrench
- de krik — the jack (car)
- de gevarendriehoek — the warning triangle
- de verbandkist — the first aid kit
- de terreinwagen — the off-road vehicle
- de bestelwagen — the van
- de vrachtwagen — the truck
- de aanhangwagen — the trailer
Woorden in Actie
A: Hoe noem je dit? | What do you call this?
B: Dit is de motorkap. | This is the bonnet.
A: En dat daar? | And that over there?
B: Dat is de benzinedop. | That is the fuel cap.
Variaties (Ways to ask the name of something)
- Hoe noem je dit? — What do you call this?
- Hoe heet dit? — What is this called?
- Wat is dit? — What is this?
- Wat is de naam hiervan? — What is the name of this?
Auto Part 2
Inside the Car
- de sleutel — the key
- de autosleutel — the car key
- het contact — the ignition
- het stuur — the steering wheel
- het stuurwiel — the steering wheel
- de toeter — the horn
- de claxon — the horn
- het dashboard — the dashboard
- het instrumentenbord — the instrument panel
- de radio — the radio
- de autoradio — the car radio
- de autostoel — the car seat
- de bank — the bench
- de veiligheidsgordel — the seatbelt
- het ontkoppelingspedaal — the clutch pedal
- het rempedaal — the brake pedal
- het gaspedaal — the gas pedal
- de versnellingen — the gears
- de pook — the gear lever
- de versnellingspook — the gear stick
- de handrem — the handbrake
- de snelheidsmeter — the speedometer
- de kilometerteller — the odometer
- de benzinemeter — the fuel gauge
- het gps — the GPS
- de airbag — the airbag
- de centrale vergrendeling — the central locking
- de verwarming — the heating
- de airconditioning — the air conditioning
- de airco — the air conditioning
- het ventilatierooster — the ventilation grille
- de binnenverlichting — the interior lighting
- de lichtschakelaar — the light switch
- het handschoenkastje — the glove compartment
Woorden in Actie
A: Hoe noem je dit? | What do you call this?
B: Dit is het stuurwiel. | This is the steering wheel.
A: En dat daar? | And that over there?
B: Dat is de airco. | That is the air conditioning.
Variaties (Ways to ask the name of something)
- Hoe noem je dit? — What do you call this?
- Hoe heet dit? — What is this called?
- Wat is dit? — What is this?
- Wat is de naam hiervan? — What is the name of this?
Autoweg - Road and Traffic Vocabulary
- de autoweg — the highway
- de rijweg — the roadway
- de rijstrook — the lane
- het trottoir — the sidewalk
- de stoep — the sidewalk
- het fietspad — the bicycle path
- het zebrapad — the zebra crossing
- de oversteekplaats — the crossing place
- het kruispunt — the intersection
- de kruising — the junction
- het verkeerslicht — the traffic light
- het knipperlicht — the indicator light
- het verkeersbord — the traffic sign
- het verkeersteken — the traffic signal
- de autosnelweg — the motorway
- de autobaan — the highway
- de auto — the car
- de autobus — the bus
- de bus — the bus
- de motorfiets — the motorcycle
- de motor — the motor
- de bromfiets — the moped
- de brommer — the moped
- de fietser — the cyclist
- de voetganger — the pedestrian
- de rotonde — the roundabout
- het verkeersplein — the traffic square
- de verkeersdrempel — the speed bump
- de parkeerplaats — the parking space
- de parkeermeter — the parking meter
- het parkeerbiljet — the parking ticket
- de parkeerschijf — the parking disc
- de parkeerboete — the parking fine
- de politieagent — the police officer
- de middenberm — the median strip
- de pechstrook — the emergency lane
- de vluchtstrook — the hard shoulder
- de vangrail — the guardrail
- de oprit — the driveway
- de afrit — the exit
- de viaduct — the viaduct
- de tunnel — the tunnel
- de aanrijding — the collision
- het rijbewijs — the driving license
- de garage — the garage
- de garagist — the mechanic
- de garagehouder — the garage owner
- het tankstation — the gas station
- het benzinestation — the petrol station
- de benzinepomp — the gas pump
- de pompbediende — the pump attendant
- de wegenwacht — the roadside assistance
- de takelwagen — the tow truck
- de terreinwagen — the SUV
- de sportwagen — the sports car
- de stationwagen — the station wagon
- de stationcar — the station wagon
- de volumewagen — the minivan
- de monovolume — the minivan
- de bestelwagen — the delivery van
- de tweedeursauto — the two-door car
- de coupé — the coupe
- de cabriolet — the convertible
- de limousine — the limousine
- de vrachtwagen — the truck
- de truck — the truck
- de oplegger — the trailer
- de tankwagen — the tanker truck
- de aanhangwagen — the trailer
- de caravan — the caravan
- de kampeerwagen — the camper